‘Kennisniveau van jongeren moet omhoog’

Projectmanager Kamer van Koophandel Jean-Paul Urlings:

Roermond – Door drs. Nicole Mulders – De jeugdwerkloosheid is sinds de in 2008 gestarte crisis groter dan voorheen. “Jongeren zijn een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt”, aldus Jean-Paul Urlings, projectmanager bij de Limburgse Kamer van Koophandel. “Voor de groep jeugdigen is het lastig aan een baan te komen. En hebben ze werk, dan is de kans groot dat ze als eerste ontslagen worden. Jeugdwerkloosheid is een issue. We moeten flink in hen investeren.”

 

“De verantwoordelijkheid voor opleiding en werk begint bij de gezinnen. Er wordt nu nog te vaak en te snel naar de overheid gewezen”, constateert Jean-Paul Urlings.

Urlings benadrukt dat met name de groep met minder dan MBO-2-niveau het slachtoffer kan worden. “Deze groep heeft geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt. En die is nu juist zo belangrijk. Jongeren met een universitair diploma redden het vaak wel; die zijn veel minder kwetsbaar. Hoe hoger de opleiding, hoe groter de kans op een baan.” In het derde kwartaal van 2009 waren er in Limburg 4700 jongeren (onder de 27 jaar) werkloos. De klappen vallen het hardst bij de industrie, de bouw en de installatiebranche. Werkgevers stellen steeds hogere eisen aan personeel, weet Urlings. “Waar voor functies eerst MBO-niveau werd gevraagd, is nu HBO-niveau de regel, onder andere omdat er meer techniek en ICT-toepassingen worden gebruikt. Dat vraagt om meer kennis.” Daarnaast ontwikkelt Limburg zich sterk als een provincie met veel kenniseconomie. “We willen dat het kennisniveau, samen met het innovatief vermogen, stijgt. Ook dat maakt een hogere opleiding van jongeren noodzakelijk. Een baan in de techniek wordt daarbij nog te vaak gezien als een baan waar je vuile handen van krijgt. Terwijl daar juist de komende jaren veel hoogwaardige en goede banen te vinden zijn.”

De provincie Limburg erkent dat jeugdwerkloosheid een probleem is en investeert flink in deze groep. Verschillende convenanten zijn er onlangs afgesloten. Zo is afgesproken dat werkloze jongeren binnen drie maanden een baan aangeboden moeten krijgen, dat er meer stageplaatsen en leerwerkplaatsen komen en dat bij dreigend ontslag werkgevers proberen hun jong personeel te behouden. Goede opleiding loopt als een rode draad door Urlings verhaal. Hij beseft dat een deel van de lager geschoolden “weinig belangstelling voor boeken toont. Een leerwerkplaats, waarbij zij werken en daarnaast onderwijs volgen, biedt dan uitkomst.” Ook moeten opleidingen zich volgens hem meer op de belevingswereld van jongeren richten. “Zij zijn erg handig met computers en Playstations. Het onderwijs mag daar meer mee experimenteren, zodat het aantrekkelijker wordt.” Urlings wijst er wel op dat de verantwoordelijkheid voor opleiding en werk begint bij de gezinnen. Daarna is het wat hem betreft aan scholen en daarna aan de overheid. “Nu wordt te vaak te snel naar de overheid gewezen.” Urlings is niet somber gestemd over het potentieel van de jeugd. “Dat zit er voldoende in.” Ook werkgevers zien hen graag komen. “Met de vergrijzing op komst vormen zij het nieuwe arbeidspotentieel. Daar moeten we zuinig op zijn.”

‘Een baan in de techniek wordt nog te vaak gezien als een baan waar je vuile handen van krijgt.’

februari 2010, Midden / Noord